woensdag 16 juni 2010

ICT als cultureel fenomeen

Ik vroeg me laatst af wat de stukken op mijn blog verbind. En dat is dat het een exploratie is van ICT als cultureel fenomeen. Het is op twee manieren een cultureel fenomeen. Allereerst wordt het door mensen ontworpen. Dat betekent dat het altijd aannames bevat van de mensen die het ontwerpen. Aannames over hoe het werk waarop de ICT betrekking heeft in elkaar zit en over wat handige ICT ondersteuning is. Net als een kunstwerk is het een expressie, niet alleen van de individuele artiest, maar ook van de culturele context waarin het werk is gemaakt. Het is dus een cultuuruiting. Abstracte kunst is een uiting van onze modernistische cultuur. ICT verschilt van een kunstwerk in de zin dat het een collectief kunstwerk is. Het is ontworpen door een zeer diverse groep. Techneuten, programmeurs, medewerkers en managers van een organisatie, wetgevers. Het is een compromis tussen verschillende wereldbeelden, die soms behoorlijk van elkaar kunnen verschillen.
Ten tweede is het een cultureel fenomeen omdat het kunstwerk gebruikt gaat worden. Het heeft impact op een organisatie. ICT verandert de manier waarop wij werken, maar ook hoe we naar de wereld kijken. Onze manier van leren is zelfs op de lagere school al anders geworden omdat we heel veel informatie tot onze beschikking hebben. De transparantie van ons werk is groter geworden doordat we veel meer dingen van ons werk vastleggen. Besluiten worden in sommige gevallen automatisch gegenereerd. De computer lijkt te beslissen in plaats van de mens. Wat overigens niet waar is, omdat mensen die computer hebben ontworpen. Maar dat is soms wel het gevoel dat mensen erbij hebben.
Alle culturele uiting komen tot ons in de vorm van een teken. En de interpretatie van dat teken is afhankelijk van de culturele context. En zo wordt de studie van ICT een spiegel van onze cultuur.

donderdag 10 juni 2010

Bij gerede twijfel

De overheid houdt veel gegevens van ons bij. Onze persoonsgegevens staan bijvoorbeeld in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). De gemeente waarin iemand woont, houdt deze gegevens bij. Meestal is dat de afdeling Burgerzaken. Nu kan het zijn dat iemand van een andere overheidsorganisatie grote twijfels heeft bij de juistheid van de GBA gegevens. En dat wil melden aan de afdeling Burgerzaken van de gemeente waar iemand ingeschreven staat. In de wet is vastgelegd dat als er “gerede twijfel” bestaat over een gegeven de organisatie die deze gerede twijfel heeft dat terugmeldt aan de gemeente. Alleen wanneer is er sprake van ‘gerede twijfel’?
Daarover is niets vastgelegd. Er is een werkgroep benoemd die zich over dit delicate onderwerp gaat buigen. In termen van semiotiek hebben we te maken met een ondergecodeerde boodschap. Of te wel er is heel veel interpretatieruimte. Zeker in het domein van de ICT wordt in dit soort gevallen geval geroepen dat dit vraagt om een duidelijke definitie, het liefst samen met mooie procedures, zodat iedereen weet wanneer hij iets moet doen. Dus dat iedereen aan het begrip ‘gerede twijfel’ een zelfde betekenis toekent en dus ook hetzelfde gaat handelen. Er is natuurlijk een probleem. Het zal vaak zal gaan om moeilijke gevallen. En dat maakt het weer moeilijk om alles vast te leggen in procedures en duidelijke afspraken over wat je wanneer moet doen.



Gelukkig is er nog een andere manier om betekenissen te delen. Iedereen weet wat een fiets is, zonder het woord ooit in het woordenboek te hebben opgezocht. Dat hebben we geleerd. In de analogie met het fietsen ga je vanuit een ICT invalshoek een fiets definiëren. Misschien niet altijd de beste manier om de betekenis van een begrip gemeenschappelijk te maken. De meeste betekenissen kennen we doordat we leren wat iets is. Zeg maar leren in de praktijk. Je kent dan niet de definities uit je hoofd, maar je kunt wel een fiets herkennen. En zo kun je ook leren om een geval van gerede twijfel kan herkennen, zonder ooit een formele definitie te hebben gezien. Je ontwikkelt een gevoel voor de praktijk, zoals de Franse socioloog Pierre Bourdieu dat noemt.
Dit leerproces kun je vervolgens weer organiseren. Dus niet een handboek over de schutting gooien. Maar bijvoorbeeld per organisatie een aanspreekpunt aanwijzen die alle gevallen van terugmelden bekijkt. Die persoon bouwt zo kennis op van de praktijk. Hij overlegt ook met andere aanspreekpunten van andere organisaties. Zo leren ze gezamenlijk wat ‘gerede twijfel’ is. En ze kunnen het weer aan anderen leren.
Het gaat er dus niet om dat iedereen weet wat een begrip kan definiëren, het gaat er om dat ze hetzelfde gaan doen. En dat moet je van elkaar leren. Zo ontwikkel je gevoel voor de praktijk en dus van wat gerede twijfel betekent.

maandag 7 juni 2010

Verbinden, eerst moeten mensen met elkaar praten, dan pas systemen

Op 3 juni hebben Erik Gerritsen en Frans Nauta, ambassadeurs Nederland Open in Verbinding, een Open Brief aan het nieuwe kabinet gestuurd. Daarin pleiten ze voor de inzet van meer open standaarden. Zo kunnen overheidsorganisaties hun informatie-uitwisseling verbeteren. En dat maakt een betere en goedkopere dienstverlening mogelijk. Zij schrijven, ik citeer: “Oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken vragen in toenemende mate om samenwerking tussen – publieke of private – organisaties… Een essentiële randvoorwaarde hiervoor is dat systemen van de verschillende organisaties met elkaar kunnen ‘praten’". Niemand zal ontkennen dat het een belangrijke randvoorwaarde is.
Het belangrijkste is echter dat mensen met elkaar praten. Pas als mensen, en dus organisaties willen samenwerken is de technische invulling een belangrijke randvoorwaarde. En die samenwerking is lastig en moet soms worden afgedwongen. Want de belangen lopen niet altijd parallel en dan is de bereidheid tot samenwerking niet groot. En om dingen af te dwingen zijn regels van bovenaf nodig. Over de hoeveelheid regels en de manier waarop ze worden afgedwongen valt wel wat af te dingen. Niet over de basisgedachte.
De vergelijking die de auteurs maken met het internet gaat daarom ook niet op. Op internet zoek je mensen op die hetzelfde belang hebben. Dan is de open communicatie mogelijk. En wil iedereen ook graag met elkaar praten. De openheid van niet-overheidsorganisaties op internet is beperkt. Veelal gaat het om het aanvragen en betalen van producten als boeken, of het inzien van informatie. Ook dat zijn processen waarbij commerciële organisaties uitwisseling van gegevens mogelijk maken op het niveau dat hen goed uitkomt.
Kortom er is meer nodig dan Gerritsen en Nauta voorstellen.