maandag 6 juni 2011

Regelvermogen

Vijftig jaar geleden publiceerden Trist en Bamforth van het Tavistock Institute for Social Research in London een artikel dat het denken over de rol van technologie in organisaties blijvend heeft veranderd. Trist en Bamforth deden onderzoek naar de effecten van een nieuwe manier van werken in twee Engelse kolenmijnen. Het ging daarbij om een manier van werken (Longwall coal mining) waarbij het werk onder de grond deels werd gemechaniseerd. Voor die tijd werkten de ploegen onder de grond gezamenlijk aan de winning van kolen. In het nieuwe systeem was er een ploeg die zorgde voor de preparatie van de muur, een ploeg die de kolen eruit haalde en een ploeg die voor het transport zorgde.





















Of zoals we het tegenwoordig noemen: taakspecialisatie. De voorbereiding van de werkzaamheden gebeurde boven de grond door werkplanners. Of te wel de besluitvorming werd gecentraliseerd. De gevolgen waren desastreus: de productie van kolen daalde dramatisch, de onderlinge verhoudingen werden verstoord en het ziekteverzuim naam sterk toe. Trist en Bamfoth concludeerden dat door de technologische verandering ook de manier van werken was veranderd. En in deze verandering waren een aantal essentiƫle elementen die nodig waren om het werk goed te doen weggenomen. Kort gezegd komt het er op neer dat de mijnwerkers eerst alles zelf in onderling overleg regelden.
Omdat de mensen boven de grond niet wisten wat er onder de grond gebeurde, waren ze niet in staat om de mijnwerkers goed aan te sturen. Ze misten informatie van de lokale omstandigheden. Hoe actueel. Want nog steeds gaan velen uit van de veronderstelling dat we boven de grond kunnen bepalen wat ze onder moeten gaan doen. De werknemers zitten dan niet meer letterlijk onder de managers, maar nog steeds wordt vaak uitgegaan van het idee dat boven weet wat onder gedaan moet worden. We zeggen dat we niet meer zo denken, maar we doen nog wel zo. En dat heeft te maken met het feit dat we steeds meer informatie van onderaf kunnen verzamelen. We weten meer dus kunnen we beter sturen. Maar net als 50 jaar geleden missen we de kennis van de lokale situatie.
We trappen nog steeds in dezelfde fout. Als we iets niet goed kunnen beheersen verzamelen we meer informatie. En nu we steeds meer vastleggen en beter in staat zijn om informatie bij elkaar te brengen, vermoeden we dat we steeds beter kunnen sturen. Maar wat we doen is meer van hetzelfde. Het probleem blijft namelijk bestaan dat we van te voren vast moeten stellen wat relevante informatie is. We moeten dus onze informatiebehoefte vaststellen. Maar hoe weet ik wat relevante informatie is? Er wordt dus altijd informatie weggelaten. Niet alle mogelijk relevante lokale informatie zit in een informatiesysteem. ICT kan niet improviseren. En dat is juist wat de mijnwerkers onder de grond goed konden doen. Alleen zij konden bepalen welke informatie relevant was, welke relaties tussen informatie belangrijk waren en zij konden nieuwe waarnemingen doen.
Laat deze boodschap van 50 jaar geleden een waarschuwing zijn voor overinformatisering. De effecten kunnen nu net zo desastreus zijn als toen.