Eindelijk naar jaren zoeken heb ik weer eens een aansprekelijke introductie organisatiekunde gevonden. Eindelijk eens geen suffe
opsomming van theorieën en vaak saaie en weinigzeggende “casestudies”. Jouw
boek behandelt de bekende theorie, dus studenten krijgen een introductie in
relevante theorie. Maar nu eens gepresenteerd op een originele manier. En
natuurlijk ook nog eens een heleboel meer. Namelijk kritische
organisatietheorie. Studenten denken vaak dat als je alles volgens de boekjes
doet organisaties heel goed lopen en dat iedereen blij wordt. Je geeft daar
zelf in je boek ook voorbeelden van. Maar organisatietheorie (en zeker
management theorie) is natuurlijk een ideologie en geen set wetenschappelijk
verantwoorde theorieën. Dat zien sommige management consultant zelf ook. Daarom
hebben ze de nogal idiote term evidence based consulting bedacht. Alsof je dan
een goed advies krijgt. De empirische houdbaarheid van de meeste managementtheorieën
is uiterst mager. Het werk van Peters en Waterman is daarvan een goed
voorbeeld. Van de 62 excellente bedrijven voldeden binnen een jaar een groot
aantal al niet meer aan de criteria van excellent en na enkele jaren al een
aantal failliet.
Ook jouw warme omarming van het werk van Max Weber sprak me
zeer aan. Weber onderscheidt twee vormen van rationaliteit. Instrumentele rationaliteit
en substantiële rationaliteit. De instrumentele rationaliteit heeft te maken
met de inzet van middelen om doelen te bereiken. De bedrijfskunde heeft de
instrumenteel rationele invalshoek al vanaf het scientific management omarmd. Bijna
alles in de bedrijfskunde draait om het efficiënt inzetten van mensen en
middelen. Dat kan in de vorm van afgeleiden van het scientific management,
zoals lean six sigma, of in de vorm van “zachtere” benaderingen als het
schetsen van culturen die innovatie bevorderen. Geen van dit soort invalshoeken
heeft oog voor de substantiële, of waarde rationaliteit. Dat is namelijk de
vraag of het doel an sich goed is. Het gaat in wezen om ethiek van de keuzes
die gemaakt worden. Is het maken van winst op de korte termijn, waarbij de
topmensen hun slaris kunnen maximaliseren ten koste van vele vanen en ten koste
van het vergroten van de inkomensverschillen een goed iets om na te streven?
Het gaat hierbij dus niet om de vraag of het economisch goed is, maar of het
moreel te verantwoorden is. Grote kledingconcerns zijn economisch zeer gezond
maar bereiken dat ten kosten van erbarmelijke arbeidsomstandigheden in landen
als Bangladesh, Vietnam en India. Dat is instrumenteel rationeel, niet waarde
rationeel. Of denk aan woningcorporaties die zich vooral lijken bezig te houden
met het verkopen van huurhuizen. Omdat iedereen een koopwoning zou willen. De
corporaties zijn de grootste winnaars in dit proces, niet de huurders.
De processen zijn vaak nog subtieler. De nadruk om
verandering, flexibiliteit heeft tot gevolg dat er banen verdwijnen, mensen als
zzp-er in grotere onzekerheid hun werk moeten doen. Uiteindelijk is het niet de
werknemer die er van profiteert, maar de werkgever. Hij kan zijn bedrijfsmatige
risico’s afwenden op mensen die zonder recht op een uitkering op straat komen
te staan als een project is afgelopen. That’s economy stupid! Hoor ik sommigen denken.
Hoezo? Er is geen bewijs dat dit economisch beter is dan mensen in vast dienst
houden. De zogenaamde marktwaarde van topbestuurders laat pijnlijk zien dat een
hoog slaris niets te maken heeft met managementkwaliteiten maar met hebzucht. Veel
“topbestuurders” zijn de afgelopen jaren gevallen, doordat blijkt dat de zucht
naar 9eigen) winst heeft geleid tot tunnelvisie, korte termijn denken en in
sommige gevallen zelf regelrechte fraude. Topmanagement vraagt om solidariteit
en betrokkenheid bij het bedrif. Niet betrokkenheid bij de eigen portemonnee.
Dan heb je het over management dat waarde gedreven is, in plaats van
economisch. Helaas hebben bedrijfskundeboeken hier weinig tot geen oog voor.